background image
Doop van Joden en heidenen.
1264.
Van hier ging Jezus met zijn leerlingen naar de nieuwe doopvijver
en bereidde daar vele Joden door een boetpredikatie
op hun doopsel voor; ik heb ook gezien hoe het doopwater
door Hem gezegend werd. Rondom de middenvijver waren enige
komvormige bekkens of diepten gemaakt, waarvan de randen met
de grond gelijk kwamen. Deze diepten waren met kleine grachten
omringd, waarin de dopelingen gingen staan; men ging er met
twee trappen in neer. Aan de rand van deze kleine vijvers stond
de Doper en schepte water op het hoofd dat de dopeling voorover
gebogen boven de vijver hield. De peters die hem de handen
oplegden, stonden achter hem. Door het bewegen, openen of
drukken van een handboom in de middenvijver vloeide het water
in de kleine grachten en bekkens. Ik zag de dopelingen aan 3
zulke kleine vijvers (bekkens) door Barnabas, Jakobus en Azor
gedoopt worden.
Vóór de doop zag ik Jezus uit een platte, lederen zak,
die zij uit Judea meegebracht hadden, een weinig
Jordaanwater van de doopplaats van Jezus in de
kleine vijvers (of bekkens) gieten en het water
zegenen dat ermee vermengd werd.
Na de doop werd al dat water niet alleen weer in de
middenvijver geschept, maar ook de rest tot de laatste
druppel toe met een doek uitgewist en de doek in de
middenvijver uitgewrongen.
Ik zag dat de dopelingen om hun bovenlijf een wit manteltje
hangen hadden.
Daarna zag ik Jezus in meer westelijke richting tussen tuinen en
muren gaan (tussen de muren van voorhoven), waar verscheidene
heidenen op Hem wachtten. Dit waren mensen die Cyrinus
voorbereid en van alles op de hoogte gebracht had en die naar de
Fascikel 25
2451