Jezus onderricht nogmaals een heidense
karavaan.
1288.
Ik zag Jezus de karavaan onderrichten van de
reizende Arabieren, die uit het gewest waren, waar Jetro, de
schoonvader van Mozes, gewoond heeft; zij reisden met vrouw en
kinderen en met vele dieren; zij leidden met zich bepakte
kamelen, draagossen, ezels, geiten en bokken, die de vrouwen met
grote pakken hoog beladen hadden; zij waren bruiner dan de
inlanders hier, zeer levendig en vrolijk van aard.
Zij waren met koopwaren uit hun land te scheep hierheen
gekomen, hadden deze in de mijnen tegen koper en andere
metalen verruild, en nu trokken zij op de grote weg naar het
zuidoosten om in te schepen. Hun dieren droegen het zware
metaal in lange kisten en hun pakken waren kleiner dan
gewoonlijk, wegens de zwaarte van de inhoud.
Ik vermoed dat het staven of lange platen waren; zij hadden ook
bewerkt metaal mee, ketels of emmers en ander vaatwerk en deze
laatste waar was rond- of tonvormig verpakt.
De vrouwen waren zeer vlijtig; zij sponnen al gaande en al
rijdend, en vlochten dekens en banen op de plaatsen waar zij
legerden. Daarmee konden zij onderweg weer in hun onderhoud
en klederen voorzien. Zij bewerkten de wol waarmee de bokken
Fascikel 25
2502
|