background image
Luisterrijk onthaal in het huis van Barnabas.
1300.
1 mei. –
In de namiddag verliet Jezus met de zijnen na een verversing het
bijendorp. De talrijke schaar die Hem vergezelde, verminderde
geleidelijk, daar nu de ene groep, dan de andere zich van het
gezelschap afscheidde om naar hun woonplaats terug te keren.
Onderweg (een omweg van zowat een uur om de
oost- en zuidkant van Chytrus) sprak Jezus nog steeds
over hetzelfde onderwerp. Zij gingen van het bijendorp over
de berg (rotsheuvel waaruit de bron ontspringt, nr. 1297, 1343),
en dan richtten zij zich weer naar de weg, waarlangs Jezus, naar
Chytrus reizend, bij de mijnen gekomen was (nr. 1289, einde,
1291, begin).
Daar in de buurt ligt nog een dorp (mijnwerkersdorp in de
nabijheid van de mijnen, nr. 1345), waar Hij, gelijk de eerste maal
(1292, begin) voorbij ging. En nu wendden zij zich een weinig
naar het noorden en kwamen zo aan de woning van Barnabas. Zij
hadden een afstand van verscheidene uren afgelegd.
De zienster zegde nog meer over het gewest, doch te onduidelijk, 
dan dat het kon opgenomen en hier weergegeven worden.  
Toen zij daar aankwamen, was hun gezelschap fel geslonken; het
had hoofdzakelijk bestaan uit jonge mannen van de joodse
gemeenschap, die weggegaan waren om voor het Pinksterfeest te
Jeruzalem scheep te gaan. De overblijvenden vormden toch nog
een aanzienlijke groep.
Hier, vóór hun tuinen en woningen waren wel een dertig- of
veertigtal heidinnen, vrouwen en jonge dochters verzameld, doch
afgezonderd van een tiental joodse meisjes, die hier eveneens op
Jezus wachtten. Allemaal wilden zij Jezus hun hulde bewijzen;
zij speelden op fluiten, zongen allerhande lofrijmpjes, droegen
bloemenkransen en bestrooiden met takken de weg. Ook
Fascikel 25
2528