Ten westen van Mallep ligt een dal (het zo juist genoemde) , dat,
zacht opwaarts stijgend, zuidwaarts in het gebergte dringt. Uit
deze zuidelijke richting komt van de bron van Chytrus een beek
hierheen. (Dat ze uit de bron van Chytrus komt, lijkt me
volkomen onmogelijk, zie VOORREDE, nr. 11).
Ze is ongeveer 3 voet breed en loopt overdekt door het gebergte,
dan door het dorp Lanifa en vervolgens door het dal naar Mallep
toe en in de grachten rondom. Deze beek is nochtans het water
niet, dat te midden van Mallep in de hooggelegen bron stijgt,
hoewel de straat, waarlangs Jezus uitging, de 5e straat van de stad
is, waardoor de waterleiding tot de bron loopt.
1313.
Het is eenvoudig niet te beschrijven welk een bekoorlijkheid en
stille wijding over dit dal hangt; het is aan alle zijden afgesloten
en uiterst aangenaam door zijn groen uitzicht en zachte
wendingen. Tot tegen Mallep liggen verstrooid aan beide zijden
van de weg verscheidene boerenhofsteden van het dorp Lanifa,
dat aan het (boven-) einde van het dal ligt. Alles is er groen en
staat vol met de mooiste bloemen en vruchten, zowel wilde als
gekweekte.
Jezus ging links aan de zuidkant (oost- of westkant?) van de beek
opwaarts naar Lanifa. Daar sprak Hij met een schaar
jeugdige mannen, die op weg waren om in te schepen voor
de overvaart naar Palestina; zij wilden het Pinksterfeest te
Jeruzalem gaan vieren. Jezus verzocht hen Lazarus van
zijnentwege te groeten, maar daarbuiten tegen
niemand gewag van Hem te maken.
Verder wandelend trok Jezus de beek over en kwam aan haar
noordzijde weer het dal af naar Mallep. (Het dal zal dan enigszins
van het zuiden schuin naar het noorden gelopen hebben).
Hij ontmoette op de overkant van de beek nog een dorp dat een
nog vreemder naam draagt; hij is me zo-even weer ontgaan.
(Op 18 mei noemde zij het dorp Leppe).
Fascikel 25
2553
|