- De bruiden droegen zeer mooie witte klederen van fijne wol,
overal met goudbloemen en strepen versierd. Hun haren,
waaronder ook gele, hingen als een net op de rug en waren met
parelen en gouddraad doorvlochten. Beneden waren ze
omgelegd tot een zoom of rand. De sluier hing over hun nek
en aangezicht neer. Op het hoofd zelf hadden zij een ring of
kroon met 3 omhoog staande uitsteeksels of tanden en met een
hoger beugel van voren, waarachter zij de sluier konden
opslaan. Zij droegen ook een kroontje van pluimen of zijde.
Verscheidene van die sluiers waren zeer glanzend, als waren ze
van zijde of enige andere zeldzame stoffe of weefsel. Zij
hadden lange vergulde fakkels in de handen, gelijkend op
kandelaars zonder voet (cfr. fasc. 2, nr. 66).
Boven brandden er lichten of lampen in. Zij hielden elkander vast
met een zwarte of donkerkleurige doek en hadden ook witte
schoenen aan, of liever sandalen, want ze bedekten de voet niet
geheel.
Bij de trouw die vóór de rabbijn geschiedde, werden vele
gebruiken onderhouden, die ik niet meer nauwkeurig in volgorde
weet te herhalen. Er werden rollen, die, zo ik meen,
Fascikel 25
2574
|