Toen hierover strijd en moeilijkheid ontstond en enigen het
volstrekt niet wilden verstaan, zonderde Jezus een vijftigtal
van hen af, die rijper waren voor zijn leer, en de
anderen zond hij heen, om ze bij een andere
gelegenheid grondiger voor te bereiden.
Hierop ging Hij met de uitgekozenen buiten de stad
naar de tuin van de baden bij de waterleiding; Hij
onderrichtte hen al wandelend. Ik zag hen weldra
stilstaan en de luisteraars met allerlei bewegingen en gebaren
vragen stellen en opwerpingen maken en Jezus hun
antwoorden en verklaringen geven, en dit niet zelden met
opgeheven vinger. Het gesprek was zeer levendig, met gebaren
van handen en vingers.
Toen Hij hun uiteenzettingen had gegeven van de
grote genade, van de zaligheid, die de mens alleen
kan bekomen door de doop, die eerst toegediend zou
worden na de voltooiing van het offer, waarvan Hij
hun voorgaandelijk had gesproken, vroegen enigen Hem
of ook de doop die zij nu ontvingen, deze genade meedeelde, en
Hij antwoordde: “Ja, indien gij in het geloof volhardt
en de waarde van dit offer erkent, want zelfs de
oudvaders, die de doop niet ontvangen, maar er
naar verzucht en hem in de geest voorzien hebben,
zullen door dat offer en die doop hulp (genade)
ontvangen.”720
720 Doden deelachtig maken aan het doopsel. – Een soortgelijke vraag heeft
bij de eerste christenen bestaan.
“Als er geen verrijzenis bestaat,” zegt de H. Paulus, “waartoe dan zich voor
de doden laten dopen?”
Hier wordt een doopsel aangeduid dat ten gunste van de afgestorvenen
ontvangen wordt. De exegeet Jos. Keulers stelt zich hierbij de vraag:
“Is er in deze woorden sprake van het eigenlijk doopsel of van een
ceremonie die erop gelijkt?”
Fascikel 26
2581
|