Nu vroeg iemand Hem nog of dan ook de doden enig deel in de
doop konden hebben, en dus ook de zielen in de louteringsplaats,
die nochtans niets daarvan wisten?
1329.
Toen verklaarde Jezus hun dat de afgestorvenen de
doopgenade konden ontvangen, door het gebed en
goede werken van de levenden, indien deze met het
volle geloof en de volle liefde verlangden aan de
zielen der afgestorvenen de doop mee te delen,
indien zij dit konden, en dat die zielen dan, na de
voltooiing van het offer (van Kalvarië) de volle
genade van de doop zouden bekomen.
De heidenen spraken hier veel over en schenen het uit hun eigen
gebruiken nog beter te verstaan dan de Joden. Daar zij juist aan
een beekje kwamen, nam één der heidenen een tak, bracht hem bij
het water en vroeg Jezus of het geoorloofd was de tak, na een
vurig gebed, in het water te dompelen en er besproeiingen mee te
doen, met de bedoeling de zielen te dopen, die naar de doop
verlangden. En de Heer noemde dit een allerbeste en
zeer nuttige praktijk, indien men ze met geloof, hoop
en liefde volbracht en met het verlangen zulke zielen
te helpen.
Hij sprak ook over het nut van het ijverig en dringend
gebed in deze feesttijd, waarin de deugdzame Joden altijd
vurig hadden gebeden, en waarin zij met dringende verzuchtingen
om de vervulling en komst van de Troost van Israël gesmeekt
hadden. Jezus sprak over zeer veel diepzinnige dingen,
die ik niet goed meer kan herhalen.
***
In verband met het dopen van doden herinner ik me een vroeger
visioen.
Fascikel 26
2583
|