background image
1333.
De Israëlieten trokken miraculeus in de tijd van 3 uren de zee
door, ofschoon in een natuurlijke doortocht wel 9 uren nodig
geweest zouden zijn. 6 tot 9 uren hoger lag een stad op de oever,
die later door het water vernietigd is geworden. Om 3 uur daalde
ook Farao tot de oever af, doch werd eerst door de nevel
teruggedreven, maar dan vond hij de doorgang en reed met vele
schone wagens omneer naar de bodem, ijlings gevolgd door zijn
gehele leger.
Doch Mozes, die reeds op de andere oever was, beval aan de
wateren terug te keren; en nevel en vuur brachten het leger der
Egyptenaren in verwarring en zij verdronken allen ellendig in het
water.
Op de overzijde zag Israël ‘s morgens zijn redding en loofde God
(Ex. 15). De lichtzuilen werden daar weer een vuurzuil. Ik ben
niet bij machte de schoonheid van dit tafereel te beschrijven.
Afscheid van de bekeerde wijsgeren.
Na de sabbat (d.i. het feest, zie fasc. 13, nr. 432, voetnoot 194)
wandelde Jezus met zijn leerlingen nog een weinig in het veld.
De heidenen van Salamis trokken hedenavond terug en Jezus
vergezelde hen met de leerlingen op de weg. Hij
waarschuwde hen om zich niet meer met hun
afgodendienst in te laten, zich niet opnieuw in ijdele
bespiegelingen te dompelen en dit land zo gauw
mogelijk te verlaten. Immers, hier was de weg van het geloof
voor hen vol hindernissen.
Hij wees hun rustige, afgelegen gewesten aan, b.v.
(verlaten valleien bij) Jeruzalem, alsook een district
van Judea tussen Hebron en Gaza en een bij Jericho.
Fascikel 26
2597