In de namiddag trad Hij in een groot huis, waarin van achteren op
een binnenhof in een gang in aparte cellen aan één zijde vele
voorname zieke mannen lagen, en aan de andere zijde ook vele
voorname vrouwelijke zieken. Jezus ging in elke cel,
vertoefde er tamelijk lang en sprak met ieder zieke in
het bijzonder. Onder deze waren ook volkomen ontroostbare
melancholische zieken die weenden. Hij genas er een
twintigtal, zegde hun wat zij eten en drinken
moesten en beval hun zich te baden. Zij deden dit in het
huis zelf. Hierna liet Hij hen allen samenkomen, eerst
de vrouwen en dan de mannen. Dit duurde tot bijna aan
het begin van de sabbat en dan begaf Jezus zich naar de synagoge.
Strenge strafpredicatie.
1337.
Heden werd gelezen hoe God hen vervloekt, die zijn
geboden niet onderhouden, ook over de tienden, de
afgoderij en het ontheiligen van de sabbat (Lev. 26 en
Jer. 17).
Leviticus 26
Zegen en vloek
1. Gij zult u geen afgoden maken; een gesneden beeld noch een gewijde steen zult gij u
oprichten; ook een steen met beeldhouwwerk zult gij in uw land niet zetten, om u daarvoor
neder te buigen, want Ik ben de HERE, uw God.
2. Mijn sabbatten zult gij houden en mijn heiligdom ontzien, Ik ben de HERE.
3. Indien gij in mijn inzettingen wandelt en mijn geboden nauwgezet in acht neemt,
4. dan zal Ik u te rechter tijd uw regens geven, zodat het land zijn opbrengst geeft en het
geboomte des velds zijn vrucht draagt;
5. de dorstijd zal bij u duren tot de wijnoogst, en de wijnoogst tot de zaaitijd; gij zult uw brood
eten tot verzadiging en veilig in uw land wonen.
6. En Ik zal vrede in het land geven, zodat gij nederliggen zult, zonder dat iemand u opschrikt;
Ik zal de wilde dieren uit het land uitroeien, en het zwaard zal uw land niet teisteren.
7. En gij zult uw vijanden vervolgen, en zij zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen.
8. Vijf van u zullen honderd achtervolgen, en honderd van u zullen tienduizend achtervolgen, en
uw vijanden zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen.
9. En Ik zal Mij tot u wenden, u vruchtbaar doen zijn en u talrijk maken, en Ik zal mijn verbond
met u bevestigen.
10. En gij zult het overjarige, dat overgebleven is, eten, en het overjarige zult gij vóór het
nieuwe moeten wegdoen.
Fascikel 26
2602
|