(Het zoutmeer ten zuiden van Kition met zijn omtrek van 10 km is
slechts door een dijk van de zee gescheiden.
Vanaf de hoogten ten noorden van Kition schijnt het stadje dus in de
zee te liggen, gelijk in Palestina vanaf de berg Ras en‐Naqoera St.
Jean d’Acre ook volop in de zee schijnt te liggen.)
Niet ver van daar ligt een zeer hoge berg.
(Zeer waarschijnlijk is bedoeld de kruisberg, ‘oros stavro‐voeni’,
20 km ten westen van Kition, door een pas gescheiden van het
groots gebergte Troödos met een gemiddelde hoogte van 1500 m,
zie fasc. 25, na nr. 1282, Eiland Cyprus).
In de nabijheid is ook een zoutberg
(of ‐gebergte; in een kring rondom Kition hebben vele
heuvelhellingen, speciaal de bergen in het Larnaka‐district, een witte
kleur, cfr. ‘The Island of Cyprus’, vermoedelijk van het zoutgehalte,
waarvan de wateren in het afdalen iets meevoeren naar het
zoutmeer onder Larnaka).
Aan de landingplaats bij de zoutstad liggen slechts kleine schepen
en ook vlotten (dewijl de haven zeer klein en ondiep is).
Ook ligt daar veel bouwhout in het water.
Ik vermoed dat Jezus op een klein schip van hier naar Syrië zal
terugkeren. Hij zal te Sikamin aanlanden (juister: in de haven
Haïfa, die ook Sikamin tot haven diende; verder een woord
hierover) en van daar naar Misal gaan, waar nu Bartolomeüs,
Judas en nog andere leerlingen zijn (nrs. 1373-1374); ik geloof
dat Hij dan (met een grote omweg) naar Kafarnaüm zal trekken.
Jezus en de leerlingen aten in de velden nog enige spijzen, die zij
bij zich hadden en de Heer zegende de verder reizende leerling;
zijn gezellen omarmden hem en lieten hem alleen voortreizen; zij
keerden hierop naar het mijnwerkersdorp terug, waar de familie
van Barnabas, en verscheidene andere personen op hen wachtten.
Hier was nu nog een gezamenlijke maaltijd en Jezus
onderwees ook nog het volk dat bij de herberg
samengestroomd was.
Fascikel 26
2629
|