Oogslag op de apostelen.
1350.
Bartolomeüs, Judas en nog andere leerlingen zijn, zoals hierboven
gezegd, te Misal.
Joannes was gedurende het feest bij Maria en de H. Vrouwen te
Nazareth en hij is van daar met Andreas, die hem uit Kafarnaüm
tegemoet was gekomen, naar Safed gegaan; zij bezochten in het
gebergte verscheidene steden, waar zij nog niet geweest waren.
Ook Natanael Chased is thans bij hen.
Tomas bevindt zich met zijn leerlingen in het gewest van Gaza.
Simon en Taddeüs zijn bij Mizpa in Judea.
Petrus en Jakobus de Mindere (moet zijn Jakobus de Meerdere)
vertoeven bij Dalmanoeta ten oosten van het Meer van Galilea.
Bij dezen is de leerling die men Kobeke (Jaköbchen) of de kleine
Jakob noemt.
(Dit schijnt te moeten zijn: de kleine Kleofas of Jakobus Kleofas, zie
de nrs. 815, 1044; hij is de zoon van Anna Kleofas, een onechte
dochter van een broer van de H. Jozef, met name Kleofas, en zo is hij
een verwant van Jezus.)
(Hogerop wordt ook foutief als apostel die bij Petrus was, Jakobus
de Mindere genoemd; er moest staan: de Meerdere, want de
Mindere is met Jezus meegekomen naar Cyprus.)
De kleine Jakob is een verwant van Jezus en wel, zo ik meen, als
zijnde afkomstig van een broer van Anna of Jozef. Ik zegde dit
reeds eenmaal en ik meen dat hij van een onechte vader (een broer
van Jozef) of moeder afstamt. De weduwe van Naïm heeft hem
bij zich gehad; hij is te Kafarnaüm gedoopt geworden, toen Jezus’
verwanten daar waren, en hij is, geloof ik, later op Jakobus’ schip
in dienst getreden; hij dient nu als loopjongen of bode.
Bij al die apostelen waren verscheidene leerlingen. Geen was
thuis aan het werk gebleven; zij hebben al die tijd gepredikt,
Fascikel 26
2630
|