Het kind was reeds tamelijk groot, maar het was altijd ziek
geweest; het kon niet goed spreken noch gaan, maar het verstond
alles en Mnason, die reeds dikwijls hier was geweest, had er met
Jezus over gesproken.
Jezus had hem geantwoord dat het kind weldra zou
sterven en had hem uiteengedaan hoe hij het op de
dood moest voorbereiden.
Dit had Mnason zeer verstandig uitgevoerd, telkens als de moeder
afwezig was; hij had het dochtertje gebracht tot het geloof in de
Messias en in haar hart gevoelens opgewekt van oprecht berouw
over haar zonden en van hoop op de zaligheid. Hij had met haar
gebeden en haar gezalfd met olie die door Jezus gewijd was en zo
was het meisje een schone dood gestorven. Ik zag haar lijkje
naast de gesluierde moeder in een soort van trog liggen, gans in
doeken gewonden als een bakerkind en het aangezicht met een
neergeslagen lap als met een kap bedekt; zij had een kroontje van
bloemen op het hoofd en rondom waren tegen het lijkje bossen
kruiden gelegd, die mee ingewikkeld waren. Ook haar armen en
handen waren omwonden, maar ze waren toch van het lichaam te
onderscheiden. In haar ene arm lag een wit stokje met aan het
uiteinde een grote koornaar, een wijngaardrank, een olijftakje, een
roos en nog andere inlandse kruiden tot een bloementuil verenigd
en vastgebonden.
Verscheidene vrouwen kwamen tot de moeder om met haar te
jammeren en rouw te plegen; zij legden bij het meisje in de kist
allerhande speelgoed, ondermeer twee kleine fluiten, een kromme,
gedraaide kleine hoorn en een zeer kleine boog. Deze was
De grote joodse begraafplaats was te Mallep; dit was immers een uitsluitend
joodse stad, door henzelf gesticht. In een aangrenzende heuvel Trypa
Vouno is een grote onderaardse begraafplaats.
In ‘The Island of Cyprus’, blz. 99, staat een eigenaardige rituele vaas
afgebeeld met dit onderschrift: “Vaas uit het kerkhof of begraafplaats van de
berg Bellapaïs”. Bijgevolg heeft Mallep, waar later het klooster Bellapaïs
kwam, een begraafplaats in een heuvel of ‘voeno’.
Fascikel 26
2637
|