waren, omdat zij de commandant van de vissers niet
gevolgd waren. Het was een mooie en lange parabel, die ik
niet meer geheel en al kan herhalen.
Verscheidene van de meegekomen Cyprioten weenden, toen Hij
sprak van de vissen die ten koste van veel moeite in beter water
overgeplaatst waren.
Jezus bepaalde nauwkeurig het getal geredde, goede
vissen, nl. 570 en zegde dat dit de moeite waard was.
Enigen van de hier aanwezigen reisden terug om te helpen bij de
overvaart (van andere Cyprioten, die naar Palestina wilden
komen).
Jezus ging vervolgens ter synagoge in deze voorstad, die ten
hoogste uit 20 huisgezinnen bestond. De levieten namen hier de
dienst waar, wanneer vreemdelingen in de herberg, waar men
dichter bij de grote baan was, op sabbat logeerden.
Jezus verklaarde de sabbatlering, die deels uit Mozes
genomen was en handelde over het zonde-offer en
deels uit het boek van de Rechters, meer bepaald over
Samson (Lev. 4, 21 tot 8, 1; en Recht. 13).
Leviticus 4-5-6-7 (zie fasc. 24, nr. 1250)
***
Richteren 13
De geboorte van Simson
1. De Israëlieten deden opnieuw wat kwaad is in de ogen des HEREN; toen gaf de HERE hen
over in de macht der Filistijnen, veertig jaar.
2. Nu was er een man uit Sora, uit het geslacht der Danieten, Manoach genaamd, wiens vrouw
onvruchtbaar was en niet baarde.
3. En de Engel des HEREN verscheen aan de vrouw en zeide tot haar: Zie, gij zijt onvruchtbaar
en baart niet, maar gij zult zwanger worden en een zoon baren.
4. Dus neem u in acht en drink geen wijn of bedwelmende drank en eet niets onreins.
5. Want zie, gij zult zwanger worden en een zoon baren; geen scheermes zal ooit op zijn hoofd
komen, want van de moederschoot af zal de jongen een nazireeër Gods zijn; hij zal een begin
maken met de verlossing van Israël uit de macht der Filistijnen.
6. De vrouw nu kwam en zeide tot haar man: Een man Gods kwam bij mij, die er uitzag als een
engel Gods, zeer vreselijk. Ik heb hem niet gevraagd, vanwaar hij was, en hij heeft mij zijn
naam niet bekendgemaakt.
7. Maar hij zeide tot mij: Zie, gij zult zwanger zijn en een zoon baren; dus drink geen wijn of
bedwelmende drank en eet niets onreins, want van de moederschoot af tot de dag van zijn
dood zal de jongen een nazireeër Gods zijn.
Fascikel 26
2688
|