verkondigen, zoals Hij vroeger door de mond van vele
profeten gesproken had (en aangekondigd was geworden,
cfr. Hebr. 1, 1-2). Dit woord vond ik opmerkenswaard.
Jezus ging ook in verscheidene huizen en genas
zieken. Men bracht Hem ook verscheidene zwaarmoedigen en
stomme bezetenen. Hij bracht zijn vinger, na hem met
speeksel natgemaakt te hebben, onder hun tong en
beval de satan te wijken. Hierop zag ik enigen in onmacht
vallen en zich weer gezond oprichten. Anderen kregen rillingen
en werden gezond; zij loofden en dankten Hem.
Jezus at een weinig in de herberg met zijn gezellen. Na de
maaltijd ontving Hij het bezoek van de hoofdman Serobabel van
Kafarnaüm en van de hoofdman of honderdman Kornelius en zijn
genezen knecht. Jezus ging met hen in de wildernis bij het dorp
wandelen en zij begaven zich tegen avond terug naar Kafarnaüm.
Maar Jezus ging nu met zijn gezellen, die weer wel ten getale van
16 of 18 waren, in gescheiden groepen langs eenzame wegen om
de heuvel naar het huis van zijn moeder in het dal ten oosten van
Kafarnaüm. De afstand kon drie kwartier gaans bedragen.
(Onmogelijk deze weg langs eenzame wegen of omwegen uit te
stippelen. De aanwijzing van Maria’s huis in het dal ten oosten van
Kafarnaüm is hier noodzakelijk foutief; zie kaart 4).
Doch hier waren ook de H. Vrouwen welke Jezus te Naïm
ontmoet had, nu aangekomen. Zij hadden de rechtste en kortste
weg gevolgd en zij bevonden zich nu allemaal bij de H. Maagd.
De vrouwen kwamen Hem niet vóór het huis tegemoet. Nadat
Jezus van zijn klederen het stof een weinig afgeschud en zijn
kleed neergelaten had, trad Hij in de grote zaal. Nu waren hier
aan de ene zijde verscheidene kleine kamertjes met schermen
gevormd.
1399.
Hier trad Maria Jezus tegemoet. Het gesluierde hoofd ootmoedig
buigend, reikte zij Hem haar hand, daar Jezus het eerst de zijne
Fascikel 26
2728
|