background image
Oogslag op de apostelen.
1408.
Petrus is nog aan de overkant van het Meer in de Dekapolis.
Jakobus de Meerdere en Matteüs zijn eveneens nog aan gene
zijde.
Joannes is in Judea om de ouders van de twee levieten, zonen van
Heli (een zoon en schoonzoon), die in de tempel vermoord zijn, te
troosten. Bij hem is nog een andere leerling, die ook zo
zachtaardig en innemend is; ik ken hem goed maar ben zijn naam
vergeten.
Judas en Tomas zijn in de omstreken van Ptolemaïs.
Bartolomeüs is tussen Joppe en Cesarea (aan zee).
Filippus is met Barnabas, Mnason en diens broeder te Joppe om
de aangekomen Cyprioten te ontvangen.
Petrus is ondertussen ook te Betaramfta-Julias geweest en is daar
de vorstin Abigaïl gaan spreken, aan wie Jezus verleden jaar een
bezoek heeft gebracht. Deze vrouw was zeer goed jegens hem; zij
blijft nog steeds zeer joodsgezind en draagt Jezus en zijn leer de
hoogste achting toe, maar zij kan geen stap zetten, want ze is door
heidense bewakers omringd. Zij heeft verscheidene kinderen en
is op traktement gesteld. Aan hovelingen is opgedragen haar te
bespieden; zij is in de veertig en een goedhartige en bestgestelde
vrouw.
Matteüs die getrouwd is, heeft ook een huis te Kafarnaüm, niet
ver van het leerhuis; zijn tolplaats was maar een ambtswoning aan
de overzijde van het Meer.
Ook was Taddeüs, meen ik, getrouwd; ik herinner mij geen
andere.
Maria van Kleofas woont bij Kana.
Fascikel 26
2744