background image
voorkwam, waarin God aan Mozes in de woestijn beveelt een
man, die op de sabbat hout sprokkelde, door al het volk te laten
stenigen (Num. 15, 32-36). Zij vergeleken daarbij de genezingen
die Jezus op de sabbat verrichtte.
Maar Jezus vroeg hun of de gezondheid van armen
en noodlijdenden hout was, dat men verbrandt, en of
niet eerder een dode, dorre, verstokte
schijnheiligheid brandhout was?
-
Of het zien van kwaad in het genezen van armen,
het oordelen over een schijnbare splinter in het oog
van anderen, terwijl men zelf een echte balk in het
zijne zitten heeft;
-
of dit niet veel eerder verzamelen was van hout,
veel meer om de weg van het Heil te versperren, om
het tussen de wielen der waarheid te steken, veel
meer om ruzie en tweedracht en vervolging aan te
vuren en het gift van de dood te koken, dan om
nuttig eten te bereiden?
Mogen wij niet datgene, waarom wij op de sabbat
bidden, ook op de sabbat ontvangen en het ook
geven, indien wij het hebben?
Hij paste alles in de Wet op de wereldlijke,
winstbeogende arbeid toe, en zei dat deze arbeid
slechts verboden was om de geestelijke arbeid te
kunnen verrichten. Hoe kon dus de Wet van de
sabbat verbieden de zieken te genezen, te meer daar
die genezing de genezenen in staat stelde de sabbat
te onderhouden en te heiligen.
Op deze wijze weerlegde Jezus hen zo afdoende, beschaamde Hij
hen zo gevoelig, dat zij niet meer wisten wat te zeggen.
Enige toehoorders hielden zich zeer stil en waren ontroerd en tot
nadenken gestemd. Verscheidene, die dezelfde mening toegedaan
Fascikel 26
2748