Jezus ging met zijn gezelschap door een deel van dit gewest tot
tegen het dal van het meertje der baden van Betulië. Daar
wendden zij zich zuidwestwaarts, doorkruisten het dal en kwamen
te Kana, dat tussen twee hoogten in dit dal zelf ligt. Het heeft
uitzicht naar Cydessa, Magdalum en op de gebergten boven het
Meer. Het is een zeer schone stad, aantrekkelijk, zindelijk en er
rijk uitziend, maar er loopt geen karavaanweg door764.
De H. Vrouwen en Israël, vader van de bruid, en andere
verwanten kwamen hun reeds op een afstand tegemoet. Het was
avond.
Na de voetwassing en verwelkoming gingen zij aanstonds ter
maaltijd, die reeds bereid was. De moeder van de bruid is sedert
het huwelijk van haar dochter gestorven. Ik meen dat Filippus
hier een tante heeft. Hier waren vele verwanten en vrienden van
764 In het begin van dit nummer beschrijft K. de oostgrens van het LAND van
Gennezaret, in het noorden beginnend bij Kafarnaüm en in het zuiden
eindigend bij Tarichea.
Dan geeft zij enige kentekenen van dit heerlijke land: beken, tuinen,
kastelen, ganse heuvels bedekt met bloemen, die men bloempiramiden zou
kunnen noemen. Dit zijn al trekken die heel bijzonder aan dit land eigen zijn.
Uit de plaatsen waar Jezus op zijn weg door komt, blijkt het dat Hij de weg
volgt parallel met de wadi Hâmam ten noorden van de berg bij Magdalum en
van het gebergte Toeran of van Betulië.
Vervolgens zuidwaarts gaande dwarst Hij het dal Roemmaneh en komt 2 km
verder te Kana. Dit ligt tussen twee heuvelen, nl. de heuvel van Mesjed of
Gathefer en de oostelijke heuvel, op de voet van de laatste heuvel en dus
bijna op de bodem van een klein dal dat van zuid naar noord naar de wadi
Roemmaneh loopt.
Kana behoort dus ook om zo te zeggen tot het dal Roemmaneh en zo ligt
het ook tussen het zuidelijk gebergte en dat van Toeran. Door het kleine dal
waarin het ligt, heeft het uitzicht naar het noordwesten en op Cydessa, dat
op het noordelijk gebergte gelegen is. (Men ziet alles duidelijk op grote kaart
2.)
Het uitzicht op Magdalum en het gebergte achter het Meer zal men wel
alleen hebben vanaf de top van de heuvel, tegen welks westelijke helling
Kana aanleunt.
Fascikel 26
2757
|