wijziging: ‘Bet-Gabra’ kreeg de vorm ‘Beit-Djibrin’ met de betekenis: ‘stad
van Gabriël’, waardoor bedoeld is de aartsengel Gabriël, voor wie zij een
grote verering hebben.
In hun taal wisselen de letters ‘N’ en ‘L’ niet zelden af; b.v. Israël, Israïn.
De strategische ligging op een kruispunt van verkeerswegen, dat de toegang
naar het zuidelijk gedeelte van het Judees bergland beheerst, maakte de
stad te allen tijde tot een belangrijke plaats; ook ligt ze op de weg van
Jeruzalem (afstand 58 km) naar Gaza (afstand 22 km); ze ligt op een lage
heuvel, aan de rand van de kustvlakte, in een boezem of insprong, die hier
in de voet van het gebergte is.
Afgezien van wat K. er ons over meedeelt, weten wij weinig over haar
geschiedenis in de eerste twee eeuwen, tenzij de bijzonderheid dat ze,
volgens Flavius Josephus – die haar ‘Begrabis’ noemt – een versterkte stad
was. Vandaar dat K. van de door de Cyprioten uitgebreide en nieuwe stad
zegt: “De stichters zijn vergeten.” (nr. 1419).
Anno 200 schonk Septimus Severus haar de voorrechten van een Romeinse
stad en noemde haar Eleuteropolis, d.i. vrijstad en verleende haar ook recht
op eigen munt en tijdrekening, omdat ze zich in een anti-romeinse opstand
afzijdig gehouden had. Dit zal wel het gevolg geweest zijn van haar
christelijk karakter: overwegend bestond de bevolking uit christenen, die
meestal geen Joden, maar ingeweken vreemdelingen waren.
Het is geweten dat van toen af de stad in alle opzichten een periode van
bloei tegemoet trad; ze werd de hoofdstad van een district, nam een eerste
rangsplaats in onder de steden van Palestina, werd een brandpunt van
cultureel leven en een handelscentrum. Tot dit alles droeg het christendom,
dat hier een hoge bloei bereikte, zeker veel bij. Zo zijn de heerlijke, echt
meesterlijke mozaïekvloeren, die aan de oostkant der stad ontdekt werden
en een grote oppervlakte bedekken, aan een christelijk kunstenaar te
danken (cfr. Suppl. D.B. Eleuteropolis).
Eleuteropolis was, volgens Eusebius, een bisschopsstad en wel, volgens K.,
reeds in de 1e eeuw, daar zijn eerste bisschop Joses Barsabas geweest is
(nr. 1425). In de kruisvaarten was ze de inzet van verwoede gevechten.
***
De Cyprioten woonden er aanvankelijk in spelonken, zegt K.
Stad en omgeving in een wijde kring boden hun daartoe alle gelegenheid.
Volksverhuizers vonden er in de vele zeer ruime grotten een herbergzaam
onderkomen. Reeds in veel vroeger tijden waren de meeste van die grotten
door mensen bewoond geweest. Het gehele district rondom Beit Djibrin is
rijk aan grotten, geen grotten zoals wij ze ons indenken, wanneer wij dit
woord horen, maar wel de merkwaardigste van geheel Palestina; ze vormen
gehele complexen, die in een zachte, witglinsterende krijtrots uitgehouwen
Fascikel 26
2761
|