De vrouwen en de verwanten van Petrus, Andreas en Matteüs, de
ouders van Joannes en Jakobus en andere vrouwen en vrienden
waren deze morgen bij Maria. Jezus sprak met hen en
hield hun troostelijke waarheden voor. De nadere
omstandigheden hieromtrent ben ik vergeten. Hij nam de maaltijd
met zijn moeder en in de namiddag was Hij met de apostelen en
gebleven leerlingen in het leerhuis te Kafarnaüm (bij de poort in
de stad).
Hier onderrichtte Hij hen, bereidde hen voor tot het
begin van de sabbat en dan ging Hij met al de zijnen
de rustdag in de synagoge vieren. Hij leerde er over
Kore en Abiron en hoe Samuel afstand deed van zijn
ambt als rechter (Num. 16 tot 19; I Sam. 11, 14 tot 12, 25).
Hij legde de lezing zeer ernstig en streng uit, en de
toehorende bespiedende Farizeeën waren des te meer verbitterd,
daar zij zich overal getroffen voelden, doch zij konden niets vals
of onjuist in zijn lering ontdekken om Hem te beschuldigen. Zij
kwamen daarom weer voor de dag met een aaneenflansing van
vodden en beuzelarijen, die zij in het gedrag van de leerlingen
nagegaan hadden en waarvan zij Hem hier een verwijt maakten.
Zij zeiden dat zijn leerlingen de vastendagen niet behoorlijk
onderhielden, ja, zelfs op de sabbat koornaren plukten en
onderweg vruchten opraapten en opaten; dat zij grove,
onzindelijke klederen droegen en er zeer slordig op waren; dat zij,
hier en elders, van de reis komend, in de synagogen gegaan waren
met klederen die nog besmeurd waren en die zij zelfs nog
opgeschort hielden, iets wat volstrekt onbetamelijk is, en dat zij
daar en daar aan tafel gegaan waren zonder eerst de wassingen na
te komen, en meer zulke haarkloverijen.
1424.
Over zoveel kleinzieligheid vertoornd raakte Jezus
vol vuur en hield een geweldige strafrede tegen de
Fascikel 26
2770
|