Hierna kwam Jezus in zijn lering op David en zijn
zalving tot tegenkoning nog vóór Saüls dood (II
Sam. 5, 1-5), en op de (er door verzinnebeelde)
afscheiding der goeden van de bozen, en op de
ondergang van Saül en zijn aanhangers (beeld van
de verwerping van de bozen).
1428.
De Farizeeën waagden zich in de synagoge niet aan tegenspraak,
omdat zij dan telkens voor al het volk beschaamd en weerlegd
werden, maar zij hadden zich voorgenomen dit later te doen, als
Jezus met de apostelen en een deel van de leerlingen tot de
maaltijd zou komen, waarop zij hen uitgenodigd hadden.
Deze maaltijd had plaats in een open zaal van het huis der leraren
dichtbij de synagoge (zo’n huis behoorde tot het
gebouwencomplex van een grote synagoge). De zaal had uitzicht
op tuinen en groene priëlen. Een twintigtal Farizeeën waren
aanwezig. Vóór het eten bracht een oude boosaardige schelm een
groot wasbekken tot Jezus, waarmee hij statig en met vertoon
aandragen kwam, en hij vroeg of Hij zich niet ter reiniging wilde
wassen; hij sprak daarbij van het heilige voorvaderlijk gebruik en
gebed der Israëlieten en dit ten aanhoren van Jezus en de
leerlingen (om hun bedekt de les te lezen).
Maar Jezus stuurde hem weg en zei: “Ik doorzie uw
valsheid, ik wil geen water van zo iemand!”
Vervolgens hield Hij een strenge strafrede tegen hun
schijnheiligheid, hun valse en geveinsde
hoffelijkheid.
Terwijl zij nu aan tafel lagen, begonnen zij met Jezus te twisten
nopens de uitleg die Hij heden over Samuels abdicatie van zijn
rechtersambt gegeven had. Zij zegden dat de tijd in de synagoge
ontbroken had om Hem te antwoorden en begonnen nu over dit
onderwerp een verbitterde woordenstrijd.
Maar Jezus overtuigde en beschaamde hen zodanig,
Fascikel 26
2785
|