background image
Tweede dag en verder onderricht op de berg.
1435.
2 juli. –
Jezus heeft heden een grote preek voor verscheidene
duizenden mensen gehouden op de berg waarop Hij
gisteren reeds geleerd heeft.
In de herberg die Hij vóór Argob heeft, had Hij met zijn apostelen
en leerlingen slechts overnacht. Op de berg waren mensen uit
gans het land verzameld, ook vele zieken, bezetenen en reizigers
van de voorbijtrekkende karavanen. Ook Farizeeën en vijanden
kwamen op de berg, doch niet om te redetwisten. De wonderen
van Jezus waren te groot en het volk te geestdriftig voor Hem.
Nochtans werden de Farizeeën door zijn lering herhaaldelijk
getroffen.
Hier vertelde zuster Emmerick het een en ander van wat in Lukas, 12, 
1‐59 voorkomt, en deze tekst horende voorlezen, verklaarde zij dit 
alles in Jezus’ redevoering van heden gehoord te hebben.  
Lukas 12
Rede tot de discipelen
1. Toen intussen duizenden mensen waren bijeengekomen, zodat zij elkander verdrongen,
begon Hij te spreken, in de eerste plaats tot zijn discipelen: Wacht u voor de zuurdesem, dat is
de huichelarij, der Farizeeën.
2. Er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden.
3. Daarom, al wat gij in het donker gesproken hebt, zal in het licht gehoord worden en wat gij
aan het oor gezegd hebt, in de binnenkamer, zal van de daken gepredikt worden.
4. Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen
doen.
5. Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft
om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem!
6. Worden niet vijf mussen verkocht voor twee duiten, en niet één van die is vergeten voor
God.
7. Ja, zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Weest niet bevreesd: gij gaat vele mussen te
boven.
8. Ik zeg u: Een ieder, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook de Zoon des mensen
belijden voor de engelen Gods;
9. maar wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de engelen
Gods.
10. En een ieder, die een woord zal spreken tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven
worden; maar wie tegen de heilige Geest zal lasteren, het zal hem niet vergeven worden.
11. Wanneer zij u brengen voor de synagogen en voor de overheden en de machthebbers,
maakt u niet bezorgd, hoe of wat gij ter verdediging moet spreken.
Fascikel 26
2800