Verspringend van 13 juli 1823 naar 29 juli 1820 mogen wij de tijdrekening
niet laten doorlopen; anders komen de zaterdagen niet meer overeen
met de joodse sabbatten.
Inderdaad, 12 juli 1823 is een sabbat en 29 juli 1820 is ook een sabbat.
Tussen 12 juli en 29 juli liggen niet 14, maar 16 dagen. In zulk een
tijdberekening ontstaat een breuk.
Een gevolg daarvan zou zijn dat ook de Nieuwe‐Maan‐feesten en andere
feesten niet op hun datum zouden vallen.
Maar de joodse tijdrekening loopt na 13 juli 1823 noodzakelijk door.
Deze echter geeft K. gewoonlijk niet. Bijgevolg om ze terug te vinden
moeten wij een joodse datum zoeken in het vervolg, waar wij zeker van
zijn.
Zulk een datum is
-
de sterfdag van Jezus die daags vóór de joodse Pasen,
d.i. op 14 Nisan stierf.
-
Pasen viel op 15 Nisan, in dat jaar tevens op een sabbat.
Om de joodse sabbatten en alle datums terug te vinden, moeten wij
week voor week, maand voor maand terugrekenen en zo zullen wij ook
ontdekken hoeveel dagen er in Christus’ leven uitgevallen zijn tussen 13
juli 1823 en 29 juli 1820.
***
Dit heb ik trachten te doen en bevonden dat
-
29 juli 1820 overeenkomt met de 6e van de maand Ab,
-
terwijl wij reeds vaststelden dat 12 juli 1823,
d.i. voorlaatste dag van de maand Tammuz, een sabbat was.
Ook 6 Ab (29 juli 1820) is een sabbat en zo loopt de joodse tijdrekening
normaal door.
-
Op 14 juli 1823, d.i. 1e van de maand Ab
waren er geen mededelingen meer;
-
op 6 Ab (29 juli 1820) zijn er reeds weer.
Dus zijn er maar 5 dagen uitgevallen.
Fascikel 26
2827
|