zijn, maar hij is toch zeer vertrouwelijk met Jezus; hij is nu eens
bij Hem, dan weer afwezig (waarschijnlijk Saturninus).
Jezus arbeidde hier onvermoeid; Hij was gedurig in
de weer, altijd ernstig, zachtmoedig en kalm en met
een treffende, geheimzinnige treurigheid. Nu leerde
Hij op de straat, dan trok men Hem bij zijn klederen in het een
of ander huis binnen (cfr. Mk. 10, 1).
Hij vertelde vele parabelen, onderwees de wijzen en de
eenvoudigen. Hij zei aan de wijzen dat zij uit
dankbaarheid alles aan God moesten weergeven wat
Hij hun geschonken had, en hierin Hemzelf
navolgen, daar ook Hij dit zeer getrouw deed.
1450.
Jezus deed hier enorm veel, waarover geen woord in
het Evangelie staat. Hij was ook in het huis bij de H.
Vrouwen. Zijn Moeder Maria was te Jeruzalem in een huis niet
ver van dat van Nikodemus (misschien in haar verblijf in de
Cenakelgebouwen). Toen zag ik zeer vele moeders met groepen
kinderen aankomen; het geleek op een processie. Het waren
kinderen van alle leeftijd; zij hadden zelfs zuigelingen mee, die zij
op de armen droegen (Mt. 19, 13-15; Mk. 10, 13-16).
Matteüs 19 (13-15)
Jezus zegent de kinderen
13. Toen werden kinderen tot Hem gebracht, opdat Hij hun de handen zou opleggen en bidden;
doch de discipelen bestraften hen.
14. Maar Jezus zeide: Laat de kinderen geworden en verhindert ze niet tot Mij te komen, want
voor zodanigen is het Koninkrijk der hemelen.
15. En Hij legde hun de handen op en vertrok vandaar.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
De moeders en kinderen stelden zich op in een van de breedste
straten van de stad. Toen Jezus na de draai om de hoek deze
straat insloeg, wilden de leerlingen die vóór Hem uit gingen, de
Fascikel 27
2834
|