bevolen had.
Maar de Heer stuurde haar nogmaals weg. Haar
kind was de vrucht van de zonde en tevens wees Hij
haar op een gebrek, dat klein scheen maar waaraan
zij reeds verscheidene jaren verslaafd was: zij moest
niet meer terugkeren, zolang zij zich daar niet van
gebeterd had.
Ik zag haar vervolgens voorbij de apostelen en leerlingen vooruit
naar Jericho gaan.
1459.
10 augustus. –
Nader bij Jericho traden 4 Farizeeën tot Jezus; zij waren door de
Farizeeën van Jeruzalem afgevaardigd om Hem te waarschuwen
niet naar Jeruzalem te komen; Herodes koesterde immers het plan
Hem te vermoorden. De ware reden echter van deze
waarschuwing was dat zij Hem vreesden, want zij hadden van zijn
grote en menigvuldige wonderen gehoord.
Maar Jezus antwoordde dat zij aan Herodes de vos
namens Hem konden gaan zeggen: “Zie! Ik drijf
duivelen uit en doe genezingen heden en morgen, ja,
tot op de derde dag, waarop Ik mijn taak zal
volbrengen.” (Lk. 13, 31-35).
Mij werd gezegd dat 2 van die Farizeeën zich bekeerd en bij Jezus
aangesloten hebben, terwijl de 2 andere verbitterd naar Jeruzalem
weerkeerden. Een vorige keer bleef er één bij Hem.
Terwijl Jezus Jericho naderde, kwamen 2 broers uit deze stad tot
Hem, die het over hun erfdeel niet eens konden worden.
De één wilde blijven, de ander vertrekken. Zij waren nu
overeengekomen hun geschil door de beroemde Jezus te laten
beslechten en zo waren zij Hem tegemoet getogen.
Maar Hij wees hen van zich af, omdat zulk een
bemoeiing niet tot zijn zending behoorde.
Fascikel 27
2847
|