Daar waren zeer vele mensen uit alle omstreken tezamen
gestroomd; zij verdrongen zich om Hem (Lk. 19, 3), terwijl vele
bedlegerige zieken, die onder afdaken en tenten geplaatst waren,
op Hem wachtten.
Zacheüs, een oppertollenaar, woonde ook buiten de stad en was
naar hier gelopen, waar de Heer voorbij moest, maar daar hij klein
was van gestalte, klom hij op een vijgenboom om Jezus in het
gedrang goed te kunnen zien.
Toen de Heer hier nu voorbijkwam, keek Hij naar de
boom op en sprak: “Zacheüs, kom spoedig naar
beneden, want ik moet heden in uw huis mijn intrek
nemen.”
Zacheüs daalde aanstonds af, verootmoedigde zich en was zeer
ontroerd en begaf zich naar huis om alles voor Jezus’ komst in
gereedheid te brengen.
Dat Jezus tot hem zei dat Hij heden in zijn huis moest komen,
hieronder verstond Hij zijn hart, waarin Hij heden
binnentrad, want de Heer trok heden naar Jericho (en pas
morgen naar Zacheüs’ huis, op 12 augustus).
Hier, buiten de stad vóór de poort, waren geen inwoners van
Jericho gekomen; zij hielden zich uit vrees voor de Farizeeën,
binnen de stad stil thuis. Hier buiten de poort waren het bijna al
vreemdelingen, die hulp verlangden.
Hier genas Jezus nog een blinde en een doofstomme
(Lk. 18, 35-43)787, die ik mij onder vele andere gebrekkigen nog
herinner. Enige werden afgewezen.
787 De stad naderend geneest Jezus een blinde.
-
Het is die van Lukas 18, 35.
Bij het verlaten van Jericho zal Jezus 2 blinden genezen, nl.
-
die van Matteüs 20, 29-34.
Fascikel 27
2852
|