background image
Jezus nadert Betanië.
1480.
3 oktober. –
‘s Avonds zag ik Jezus en de apostelen in een herberg een uur
vóór Betanië aangekomen (nl. in de herberg van de leerlingen; zie
kaartje hierna; alsook fasc. 10, nr. 251, voetnoot 69.
De plaats heet nu Bîr Boeqeia Dan, en het is niet onwaarschijnlijk
dat deze Bîr de oude bronput is op het voorplein van de herberg).
Er staan daar huizen en een school. Hier kwamen boden van
Lazarus’ zusters Hem uitnodigen (8e boodschap).
Jezus liet hun door de leerlingen antwoorden dat Hij
na 2 dagen zou komen. In het Evangelie van de H. Joannes
staat dit alles kort samengevat.
- De tijding van de ernstige ziekte van Lazarus heeft Jezus reeds
vóór 3 maanden gekregen (nl. op 2 juli, fasc. 26, nr. 1436).
- De tijding van zijn dood ontving Jezus in de stad bij Samaria,
waar Hij bij de H. Vrouwen was en zei: “Hij slaapt”,
- maar op het kasteel van Lazarus zegde Hij: “hij is dood.”
Jezus legde hier in een grote leerrede de parabel uit
van de arbeiders in de wijngaard. De moeder van
Jakobus en Joannes zocht hier nogmaals de Heer met haar
verzoek te naderen. Zij hoorde van de nabijheid van zijn
voleinding en meende dat verwanten zeker de eerste aanspraak op
een plaats in zijn Rijk konden maken (Mk. 10, 33).
4 oktober. –
Jezus leerde hier in de school. Hij berispte zijn
leerlingen over hun ongeduld; zij morden immers, omdat
Hij zolang talmde naar Betanië te gaan. Hij was altijd als Iemand
die niet kon zeggen hoe het met Hem en met hen gelegen was,
omdat zij Hem niet verstonden. Zijn lering was er meer op
Fascikel 27
2887