background image
gegaan, en daar Hij weigerde spoedig mee te komen, waren zij
teruggekeerd en hadden Lazarus laten begraven.
Nu bevonden zich vele vrouwen en mannen uit Betanië en
Jeruzalem bij hen, om met hen, volgens het gebruik, de dode te
bewenen (Joa. 11, 19)791.
De vrouwen zaten tezamen, en zo ook de mannen, van de
vrouwen afgezonderd. Het scheen mij namiddag te zijn, reeds
naar de avond toe, wanneer Maria Zebedeï792 bij Marta, die tussen
de vrouwen zat, binnentrad. Zij kwam van de weg, waarlangs de
heer naderde. Zij fluisterde Marta in het oor dat de Heer naderde.
Ik zag dat Marta met haar in een tuin achter het huis ging, waar
Magdalena eenzaam in een loofhut zat (in het zuidelijk gedeelte
van het uitgestrekte domein, zie kaart hiervoor, alsook fasc. 10,
nr. 251, voetnoot 69) en haar zegde dat de Heer naderde.
1482.
Ik zag ook dat zij Magdalena uit liefde het eerst de Heer tegemoet
wilde laten gaan, en vervolgens dat Magdalena met Maria
Zebedeï de Heer werkelijk tegemoet snelde. Nochtans heb ik niet
gezien dat zij tot bij de Heer doordrong; ik zag haar slechts
weggaan, terwijl Marta bij de vrouwen bleef zitten. Ook weet ik
dat, als Jezus in het gezelschap van zijn apostelen en leerlingen
was, Hij niet licht te allen stond de vrouwen bij zich liet komen.
Na enige tijd – het begon duister te worden – kwam Magdalena
dus tot de vrouwen terug en nam de plaats van Marta in en nu zag
ik deze de Heer tegemoet gaan. Op dit ogenblik stond Jezus met
791 Voor het bewenen van afgestorvenen, zie fasc. 20, nr. 890, voetnoot 449.
792 De hier genoemde Maria Zebedeï is niet Maria Salome, vrouw van
Zebedeüs en moeder van Jakobus en Joannes; zij kwam van de weg
waarlangs Jezus naderde; zij had immers toezicht op de herberg der
leerlingen nr. 1654, 1657).
Ze is ook te onderscheiden van Maria van Kleofas uit fasc. 19, nr. 807, die
ook grote reizen voor de gemeente ondernam.
Fascikel 27
2889