Ik zag dat Hij in de loofhut trad en dat daarin een lamp ontstoken
werd en dat Hij en de apostelen, op- en neergaande, een weinig
aten en uit bekers dronken, en dat Hij zeer lang de
aanwezigen daar onderrichtte. Ik hoorde ook dat
sommigen van de toehoorders, waarvan velen buiten de loofhut
stonden en die gedurig in aantal aangroeiden, fluisterend morden,
omdat Hij Lazarus niet in het leven gehouden had (cfr. Joa. 11,
37: “Kon Hij die de ogen van de blinde heeft geopend, niet
evengoed zorgen dat deze niet stierf?”).
1483.
Ik zag dat de Heer zeer bedroefd en ontroerd was en dat Hij in
de loofhut over de dood een zeer lange toespraak
hield, die tot tegen de morgen duurde.
7 oktober; Sabbat. –
Het scheen mij nog zeer vroeg in de morgen te zijn, toen zij naar
het graf gingen. De apostelen waren bij Jezus. Ik herinner mij in
het bijzonder en duidelijk Matteüs en Joannes.
Ook waren Lazarus’ zusters, Maria en de andere Maria’s, in het
geheel 7 vrouwen erbij, en bovendien een massa volk.
Het gedrang groeide nog gedurig aan, ja, het gewoel was bijna zo
groot als bij de kruisiging van Christus. Zij volgden een pad met
aan beide zijden aftuiningen, die met levend groen doorvlochten
waren en gingen dan door een poort.
Nu was de afstand naar het kerkhof nagenoeg nog een kwartier
(overdreven afstandsopgave). Die begraafplaats was met een
muur omgeven. Wanneer men door de deur (of poort van die
muur) binnentrad, leidde een pad links en rechts rondom een
oprijzende heuvel, die van het één tot het ander einde met een
gang tussen keldergewelven, waarin graven waren, doorsneden
was.
Fascikel 27
2892
|