background image
Jezus te Jeruzalem.
1487.
8 oktober. –
Jezus ging vóór het dagaanbreken met Joannes en Matteüs, die
een weinig anders dan gewoonlijk hun klederen opschortten, van
Betanië naar Jeruzalem; zij gingen langs de stad om (om de
zuidkant en door de Bronpoort) en kwamen langs zijpaden (door
het verlaten zuidelijk stadsgedeelte) in het huis waar later het
laatste avondmaal gehouden werd (zie grote kaart 3).
Zij hielden zich daar de gehele dag (8 oktober) en de volgende
nacht in alle stilte verborgen. Jezus onderrichtte en
versterkte de hier aanwezige vrienden.
Ik zag Maria Markus en ook Veronika in het huis en nog een
twaalftal mannen. Ik dacht toen dat men nu in geestelijke
aangelegenheden zelden vrienden zou vinden, die iemand een
schuilplaats zouden willen geven. Nikodemus, aan wie dit huis
toebehoorde – hij liet het graag door de vrienden van Jezus
gebruiken – was nu hier niet tegenwoordig; hij was heden naar
Betanië gegaan om Lazarus te zien.
Ik zag ook een verzameling van Farizeeën en hogepriesters (of
prinsen der priesters) wegens Jezus en Lazarus bijeengekomen
(cfr. Joa. 11, 47). Ik hoorde ondermeer dat zij vreesden dat Jezus
nog meer doden zou opwekken en daardoor een grote verwarring zou
stichten; ik vond dit echt dom en belachelijk.
In Betanië heerste ‘s middags een grote opgewondenheid.
Was Jezus daar geweest, zij zouden Hem gestenigd hebben.
Lazarus was genoodzaakt zich te verbergen; de apostelen
vluchtten naar alle kanten; de vrienden van Jezus te Betanië
kropen weg, maar het onweer bedaarde, toen de verbitterden
bedachten dat zij geen reden hadden om Lazarus onrecht aan te
doen.
Fascikel 27
2902