waren. Enigen van hen genas Hij aanstonds en aan de
anderen beloofde Hij hen later te zullen genezen.
Jezus te Betsaïda.
Op de avond van de sabbat (14 oktober) nam Jezus vóór de
synagoge afscheid van de inwoners en trok met een paar
(3) apostelen opwaarts naar de plaats waar de Jordaan in het Meer
vloeit, om op de westzijde te komen.
De overzet was hogerop en langs daar zou de weg veel langer
geweest zijn. Hier zette men zich over op een soort van vlot, dat
een rooster was van over elkaar gelegde balken, waarop in het
midden een soort van grote kuip of bak stond, waarin men pakken
en zakken wierp, want de bak was waterdicht. Dit vlot werd door
middel van stangen naar de overkant gestoken. De oever van de
Jordaan is op deze plaats niet hoog en me dunkt dat er enige
eilandjes in liggen793.
Ik zag de Heer en de 3 apostelen in de maneschijn gaan. (De
maan is in haar laatste kwartier.) Vóór Betsaïda staat een soort
herberghuis, zoals vaak vóór de steden in het Beloofde Land.
793 Nabij zijn uitmonding in het Meer vertoont de Jordaan het hier door K.
beschreven uitzicht: lage oevers, eilandjes gevormd door de
stroomvertakking.
Aangezien Jezus opwaarts getrokken is, bereikte Hij de Jordaan nabij et-Tell
(Betsaïda-Julias). Daar heeft de stroom ook een wad en begint zijn
vertakking in meerdere armen.
Guérin die iets zuidelijker over de verschillende vertakkingen ging, beschrijft
deze plaats als volgt: “Van et-Tell of Betsaïda-Julias ga ik naar het westen
om over de Jordaan te gaan. Op deze plaats sluit de stroom met zijn
vertakkingen meerder eilandjes in, geheel bedekt met prachtige agnus-
castus-struiken en roze-laurieren. Achtereenvolgens doorwaad ik de 5
verschillende armen die de eilandjes omgeven. De stroom is hier maar 1,20
m diep, maar zeer snel.” (Gal. I, 359).
De oevers zijn laag; het water stroomt gemakkelijk over en bedekt
gedeeltelijk de vlakte Batihak.
Fascikel 27
2907
|