geen boetvaardigheid en is later hoe langer hoe dieper gezonken,
maar ik weet er geen verdere omstandigheden meer van.
1530.
13 november. –
Heden leerde Jezus weer over het huwelijk en het
onmatig gebruik ervan.
Hij maakte gewag van David, die door de wellust,
welke hij in zichzelf door zelfoverwinning en
boetvaardigheid had moeten beteugelen en
uitroeien, in zo grote zonden gevallen en derhalve
ook in de uiterste ellende gezonken was (II Sam. 11, 1-
17). “Door de versterving,” sprak Jezus, “gaat niets
verloren, maar wel door de verkwisting der
onmatigheid.”
2 Samuël 11
David en Batseba
1. In het daaropvolgende jaar, ten tijde, dat de koningen plegen ten strijde te trekken, zond
David Joab uit en zijn knechten met hem, benevens geheel Israël, en zij vernietigden de
Ammonieten en sloegen het beleg voor Rabba, maar David bleef in Jeruzalem.
2. Op zekere avond stond David van zijn rustbed op en wandelde op het dak van het paleis, en
hij zag van het dak af een vrouw, bezig zich te baden; en die vrouw was zeer schoon van
uiterlijk.
3. Toen liet David naar die vrouw vragen en men zeide: Wel, dat is Batseba, de dochter van
Eliam, de vrouw van de Hethiet Uria.
4. Daarop zond David boden om haar te halen. Zij kwam tot hem, en hij lag bij haar – zij had
zich van haar onreinheid gezuiverd –; daarna keerde zij terug naar haar huis.
5. En de vrouw werd zwanger en liet David weten: Ik ben zwanger.
6. Toen zond David een boodschap tot Joab: Zend de Hethiet Uria tot mij. En Joab zond Uria
naar David.
7. Toen Uria bij hem kwam, vroeg David naar de welstand van Joab en van het volk en naar de
stand van de oorlog.
8. Daarop zeide David tot Uria: Ga naar uw huis en was uw voeten. Toen Uria heenging uit het
paleis, werd hem een geschenk van de koning nagebracht.
9. Maar Uria legde zich te ruste bij de ingang van het paleis bij al de knechten van zijn heer en
ging niet naar zijn huis.
10. Men deelde David mee: Uria is niet naar zijn huis gegaan. Toen zeide David tot Uria: Zijt gij
niet van de reis gekomen? Waarom zijt gij niet naar uw huis gegaan?
11. Maar Uria sprak tot David: De ark en Israël en Juda vertoeven in tenten en mijn heer Joab
en de knechten van mijn heer zijn in het veld gelegerd; zou ik dan naar mijn huis gaan om te
eten en te drinken en bij mijn vrouw te liggen? Zo waar gij leeft en zo waar uw ziel leeft, dat zal
ik niet doen!
Fascikel 27
2964
|