meer van aanwezig is noch overblijft, valt met
zekerheid te besluiten dat de Messias reeds op de
wereld is.”
Vele van deze landelijke mensen hier geloofden dat de Messias
met de onschuldige kinderen omgekomen was.
Opwekking van een dode.
1531.
Ongeveer een uur ten oosten van de stad lag het eigendom van
een rijke kuddebezitter; zijn woning was met een gracht omringd.
Deze rijkaard was kortelings op de akker, niet ver van zijn huis,
haastig gestorven. Zijn dood had zijn vrouw en kinderen in de
grootste droefheid gedompeld. Zijn lijk was reeds tot de
begrafenis bereid en de familie zond nu een bode naar de stad tot
de Heer en de anderen, om hen tot de begrafenis uit te nodigen.
Jezus ging met de 3 jongelingen, met Salatiël en diens vrouw en
met nog verscheidene vrouwen, allemaal gesluierd, en met
meerdere mannen ‘s namiddags erheen. Zij vormden een groep
van wel 30 personen. Het lijk stond reeds in een grote lovergang,
die van boven open was, nabij het huis voor de begrafenis gereed.
Deze man was tot straf voor zijn zonden met een schielijke dood
gestraft. Enige herders die hij verdrukte, hadden het gewest
verlaten; hij had zich dan veel van hun goed toegeëigend en was
kort daarop op dezelfde ingepalmde grond een subiete dood
gestorven.
In zijn lijkrede over de afgestorvene zei Jezus, terwijl
allen het lijk omringden, ondermeer het volgende:
“Wat baat het hem nu dat hij dit lichaam, dit huis,
dat hij nu toch heeft moeten verlaten, met zoveel zorg
behandeld en gediend heeft? Hij heeft zijn ziel, ter
wille van het lichaam, in schulden gebracht, hoewel
Fascikel 27
2966
|