background image
Wanneer Jezus met zijn gezellen nu thuis gekomen was, zagen zij
Nazor in de lijkdoeken gehuld en met nog gebonden handen in de
kist overeind zitten. Zijn vrouw ontbond hem de handen en
maakte de windsels los.
Na uit de kist gestegen te zijn, viel hij voor Jezus neer en wilde
zijn knieën omhelzen, maar de Heer week van hem
achteruit en zei dat Hij zich moest reinigen en
wassen en zich in zijn kamer verborgen houden en
vóór zijn afscheid uit dit gewest aan niemand van
zijn opwekking mocht spreken.
De vrouw van de man bracht nu deze in een verborgen hoek van
het huis; hij reinigde zich en kleedde zich weer aan als een
levende. Jezus, de 3 leerlingen en Salatiël met zijn vrouw namen
een kleine maaltijd in het huis en sliepen er. De kist werd in de
grafkelder ondergebracht.
De Heer onderrichtte hier de aanwezigen tot laat in
de nacht.
Twintig dagen voor abbé Lamberts dood, die nakend scheen, sprak K.
Emmerick: “Ik zie zijn ziel als een kleine menselijke lichtfiguur boven
zijn hart; ik zie hoe zij uit het lichaam schijnt te willen gaan; het is of zij
zich van iets wat haar omgeeft of vasthoudt, schijnt te willen ontdoen.
Het is of wegen zich voor haar openen, of het lichaam zich losmaakt
van haar als een nevel die openscheurt. Ik zie de ziel alsof zij niet
langer wil blijven, maar dan begint een worsteling in tegenovergestelde
zin; het lichaam omklemt nauwer de ziel en houdt haar om zeggens
weer gevangen.” (Vie, III, 494).
***
K.‘s gezegde kan ook anders bevestigd worden: hevige aandoeningen
hebben hun centrale en felste weerslag op het hart.
Bij de dood trekt de ziel zich naar het hart samen en verlaat de verste
ledematen het eerst en gaat van het hart door de mond uit het lichaam.
Het zien sterven van enige mensen heeft mij in deze mening bevestigd.
Vandaar ook de volksuitdrukking: “zijn laatste adem uitblazen, de geest
geven.” Ook volgt dit uit de rol van het hart in de liefde en het geestelijk
leven; een van liefde brandend hart vermag veel.
Fascikel 27
2970