Bijvisioen: mededeling van de zegen aan
Abraham door een engel.
1537.
Gedurende de voorgaande uiteenzetting van de Heer, in
beeldspraak van de wijnstok en de tarwe, zag ik tot opheldering
van zijn leer vele voorafbeeldingen uit het Oud Testament terug,
die ik reeds lang vergeten was.
Ik zag het offer van Abraham, toen hij voor het eerst in het Land
van Belofte kwam, en hoe hij daarbij beenderen van Adam op het
altaar opstelde. Ik zag een engel hem iets brengen als een drank.
Abraham nuttigde ervan en mij dunkt, doch ik weet dit niet zeker,
dat hij ook een weinig ervan op het altaar goot, waarop het offer
aanstonds vuur vatte; ik hoorde de engel ook iets zeggen, als
bracht hij hem datgene, wat Adam door zijn val verloren had; het
leek me een dikke vloeistof te zijn. (Over dit heilig voorwerp,
geheimzinnige ZEGEN, zie fasc. 1, nrs. 25, 26, 27 en voetnoten
53, 54, 55, 56).
Op hetzelfde ogenblik zag ik een ander tafereel:
uit de navel van Abraham schoot een dikke, kronkelend
opstijgende wijngaardstam omhoog; onder deze wijnstok stond
een grimmige vogel, die een arend of een uil scheen te zijn, met
omhoog geheven kop en opengesperde bek. Het was alsof hij de
vrucht van de wijnstok wilde verslinden. Onder deze vogel stond
een springende eenhoorn, die zijn kop met de hoorn naar de bek
van de vogel stak, als om de wijngaardstam te verdedigen.
Boven de eenhoorn rondom de stam zag ik 3 harten, dan een tak
van de wijnstam ter rechterzijde met een grote druiventros; dan,
boven de wijngaardstam zag ik een aangezicht, boven dit
aangezicht een kroon, boven deze kroon een bol en op die bol een
kruis.
Als ik later de engelen bij Abraham zag, die hem de geboorte van
Isaäk aankondigden (Gen. 18, 1-15), zag ik dat één van hen hem
Fascikel 27
2980
|