nu gunstig gezind werden en besloten hen in het vervolg te
bezoeken en betrekkingen met hen te onderhouden. Bij Jezus’
laatste sabbatlering (18 november) waren velen van hen aan de
overkant reeds tegenwoordig geweest.
Deze heidenen hadden een andere afgodendienst, ruwer en
gruwelijker dan die welke ik deze nacht gezien heb: zij maakten
vele beelden en offerden ook hier en daar onder de blote hemel.
Ik reisde nu altijd afwaarts en kwam eindelijk in het gewest (de
Krim?) waar de H. Klemens stierf.
(De mededeling die K. hier over hem deed, heeft Brentano verwerkt
in een levensschets van die beroemde paus. Bemerk dat het
overmorgen zijn feest is, dat toen in het bisdom Münster wellicht een
paar dagen eerder viel?).
1544.
22 november. –
Vanmorgen zag ik Jezus aanstalten maken om deze mensen te
verlaten.
Hij gaf hun toch nog enkele onderrichtingen.
Op hun vraag wie Hij was en waarheen Hij zich
begaf, sprak Hij hun van het Rijk van zijn Vader en
verklaarde deze reis ondernomen te hebben om zijn
vrienden te bezoeken, die Hem bij zijn geboorte
begroet hadden, en dat Hij van daar de speelmakkers
uit zijn kinderjaren in Egypte wilde opzoeken en tot
navolging roepen, omdat Hij binnenkort tot zijn
Vader moest terugkeren.
Hij sprak hun ook over hun afgodendienst, waarbij zij
zich zulk een ijdele moeite gaven en zo vele offers
slachtten. Zij moesten, zei Jezus, de Vader
aanbidden, die dat alles geschapen heeft, en de offers
niet geven aan beelden, die zijzelf hadden gemaakt
Fascikel 27
2993
|