| 
 kleuren verbleken, en zo is nu ook over mijn zon een 
wolk gekomen.” 
Hij noemde hun nu menige wonderbare eigenschap 
van deze bloem en haar betekenis (cfr. fasc. 12, nr. 385, 
voetnoot 142), maar met nog zoveel andere dingen, ben ik ook dit 
vergeten. Ik hoorde ook een wonderlijke, vreemde naam van de 
bloem, die ik deze morgen nog wist, en toen werd mij meteen 
gezegd, dat het de hyacint was. 
Jezus vroeg hen ook wat voor een godsdienst zij 
hadden, hoewel Hij het goed wist, want Hij was als 
een goed leraar, die met de kinderen kinderlijk en 
eenvoudig is. 
Toen brachten zij Hem al hun afgoden bij. Het waren 
verscheidene dieren, zeer natuurgetrouw nagebootst, schapen, 
kamelen en ezels; ze waren fatsoenlijk met een huid overtrokken; 
behalve dit, schenen ze van metaal, en wat uiterst belachelijk 
aandeed, al hun afgoden waren door dieren van het vrouwelijk 
geslacht afgebeeld en deze hadden voor uiers lange zakken met 
rieten tepels of buisjes. Deze zakken goten zij vol melk en 
molken ze op hun feestdagen, aten de gestolde melk en dansten en 
sprongen dan rond hun afgoden. 
Iedereen plaatste ook het schoonste en gaafste van zijn vee in 
afzonderlijke stallen, en dit voedden en kweekten zij op als heilig. 
Naar het model van deze heilige dieren vervaardigden zij hun 
afgodsbeelden en goten er van hun melk in. Wanneer zij dan een 
feestdag of goddelijke dienst hadden, brachten zij al die beelden 
onder sierlijke tenten bij elkaar en er was dan een boerenkermis, 
een gejoel en een drukte als op een jaarmarkt. Ook de vrouwen 
en kinderen waren er dan bij, en er werd gemolken en gegeten, 
gedronken en gezongen en gedanst en de dierlijke afgodsbeelden 
aanbeden. 
Zij vierden niet de sabbat, maar de volgende dag, de zondag. 
(Heden is het dus hun rust- of feestdag). 
Fascikel 27 
3001 
 |