Het gewest is buitengewoon aangenaam en vruchtbaar. Op de
heuvelen ziet men vele hagen van dat soort balsemstruiken,
waaruit een kostbaar sap uit de takken druipt, nadat men er
insnijdingen in gemaakt heeft; het wordt opgevangen in die
komvormige stenen schalen die daar in de woestijn gevonden
worden.
Ik zag ook prachtige tarwevelden met halmen zo dik als riet; ook
wijngaarden. Ik zag rozen en bloembollen, zo dik als het hoofd
van een kind, en in het algemeen zeer grote bloemen. Kleine,
klare, snelvlietende en ruisende beken zijn daar met zorgvuldig
geleide en tot lovergang gevormde hagen overwelfd. Men
verzamelt de bloemen van die hagen, terwijl de bloesems die in
het water gevallen zijn, hier en daar op de best geschikte plaatsen
in netten opgevangen en dan bewaard worden. Op de plaatsen
waar deze bloemen opgevist worden, houdt men de toegang tot
die haaggewelven gesloten. Ik weet nu niet waartoe die bloesems
eigenlijk moeten dienen.
(Waarschijnlijk hebben wij hier te doen met Henna of de Cyprusplant
of struik, die veel op het eiland Cyprus voorkomt en waarover een
woord gezegd is in fasc. 25, nr. 1297, voetnoot 701; over balsem vindt
men iets in fasc. 2, nr. 60, voetnoot 126).
De mensen hier brachten en toonden aan de Heer alle vruchten die
zij hadden.
1558.
Hij sprak met hen over die mannen welke eertijds de
ster gevolgd waren, en zij antwoordden dat die hoofdmannen,
die voortijds op een grote afstand van elkander woonden, hier, na
hun terugkomst een hoge bidpiramide hadden gebouwd en een
tentenstad er omheen en dat zij er samen waren blijven wonen813.
813 Op deze plaats hebben wij de volgende zinsnede weggelaten: “Zij
hadden zich op deze plaats gevestigd, waar de ster hun het eerst
verschenen WAS en hen allen tezamen had gebracht.”
Fascikel 27
3009
|