background image
Aan de ingang kwam een schaar van feestelijk uitgedoste
jonkvrouwen de stoet tegemoet; zij gingen twee en twee met
tussen zich korven vol bloemen, waarmee zij de grond voor de
Heer zo dicht bestrooiden, dat de ganse weg ermee bedekt was.
Aan de ingang waren bomen (met hun top) tot een ereboog
samengetrokken. De weg leidde door een lange laan van bomen.
De jonkvrouwen hadden witte, zeer wijde broeken aan815, en
onder de voeten sandalen met scherpe (opgaande) tippen. Zij
droegen nog een bovenkleed, dat van voren open en van achteren
wat langer was. Om het hoofd hadden zij witte banden en aan de
armen, alsook om hun hals en borst vele kleine kransen van
krulachtige stoffe, van bloemen en wol en glanzende pluimpjes.
Hun kleding was zeer zedig, het lichaam volkomen gedekt, maar
zij droegen geen sluiers.
1566.
Eenmaal deze lommerrijke dreef voorbij, waarvan de bomen hun
takken boven verenigden, kwam de stoet aan een gracht of beek,
die in boogvorm rond een park vloeide. Er lag een brug over, die
met een tent overbouwd was. Door een vijftal priesters werd
Jezus onder een prachtig versierde ereboog ontvangen. Zij
droegen lange witte mantels met lange slepen, die achter hen
gedragen werden. Ik zag op hun kleed vele snoeren en aan hun
815 Droegen broeken. – Nu zou deze bijzonderheid geen verwondering meer
baren. Vele jaren geleden was dit anders. Vandaar dat ik toen meende bij
dit gezegde best het volgende aan te tekenen: “De Arabische volksvrouwen
hebben voor kleding een hemd en een broek.” (Géogr. univ. V, 130).
“Een mode die in het mohammedaanse Oosten algemeen gevolgd wordt,
noodzaakt de Perzische vrouw een ENORM WIJDE broek te dragen, die
bovendien met katoen of watte gevoerd is.” (Géogr. Univ. V, 155, 156).
“De vrouwen dragen in Perzië broeken en hemden naar de wijze van de
mannen.” (Dapper, Perzië, 105-106).
“In Mesopotamië dragen zij boven de broek nog een wijde rok.” (Dapper,
Mesopotamië, blz. 78).
Nog een 10-tal andere getuigenissen zouden kunnen worden aangehaald.
Fascikel 27
3020