background image
Op de tafel stonden vele soorten van mooie vruchten, ondermeer
een grote, geribde gele vrucht met veel groen aan het kroontje.
Ook gebraden vogelen waren opgediend, kleine gouden bekers,
schone drinkvaten, kleine broden en lekkere honigraten.
De wanden (traliewanden) van de tent waren behangen met
veelkleurige tapijten, waarop men allerhande bloemen en beelden
en ook kinderfiguren zag, die een vocht in een beker goten.
Ook de bodem was zacht van de tapijten waarmee hij belegd was.
(Wij bevinden ons hier in de doorzichtige benedenverdieping, 
waarvan de traliewanden met hangtapijten dichtgemaakt zijn; dit is 
het verblijf van Teokeno, die hier niet genoemd is, maar toch de 
ontvangst bijwoont, zoals wij verder uit K.’s mond zullen vernemen).  
Toen ik dit alles zag, was ik met mijn leidsman buiten de tent, en
toen ik de honigraten bemerkte, kwamen opeens uit de verte, waar
een bijenkorf stond, een zwerm grote bijen op mijn voorschoot
gevlogen; zij deden mij geen kwaad, maar bedekten mijn
voorschoot tot de borst, zodat hij er geheel zwart van zag.
Ik begon ze weg te slaan, maar dan zegde mijn gids: ”Waarom die
bijen verjagen, ze brengen je de allerbeste honing.” Ze vlogen
weer weg en mijn voorschoot was met de heerlijkste honing
bedekt. Ik ontwaakte uit mijn visioen, maar wat er van de honing
geworden is, kan ik niet zeggen.
(verklaring:  
de honing verzinnebeeldt de zoete, voedzame, gezonde, genezende 
spijs die Katarina door haar visioenen en door het verhaal ervan 
voor de zielen verzamelt, maar bij wie deze spijs terecht komt en 
wie er van geniet, is haar onbekend).  
Fascikel 27
3024