De geschiedenis van de ster.
1570.
4 december. –
De mededelingen van heden en van de 2 volgende dagen zijn niet
duidelijk uit mekaar gehouden; ze zijn bevat in de nrs. 1570 tot 1575.
De 2 volgende datums hebben wij tussen haakjes zelf aangebracht.
De oude koning en de anderen vertelden de ganse geschiedenis
van de ster en hoe zij ze ontdekt hadden. Hun stam bewaarde de
overlevering van een oude belofte van zulk een ster.
Zij hadden haar (en een verschijning in de ster; fasc. 2, nr. 40,
voetnoot 65 en nr. 48) de eerste maal gezien 15 jaren vóór de
geboorte van Christus en daarna om de 5 jaren opnieuw; zij
hadden telkens zekere beelden in de ster gezien, beelden die op
Jezus betrekking hadden, gelijk men zo in een ster allerlei
verschijnselen waarneemt.
Op de vraag van de Pelgrim (=Brentano) of zij wel in een ster iets
dergelijks gezien had, antwoordde zij: “O ja! men ziet daarin
tuinen, huizen, bomen, allerlei voorvallen en veranderingen.
Als kind heb ik zo iets zeer dikwijls gezien, wanneer ik op het
veld in de nacht, ook in de winter bad; en geen andere gedachte
kwam daarbij in mij op, dan dat ook alle andere mensen dat
zagen.”
Ik heb alle beelden welke de koningen waargenomen hebben,
geweten (cfr. fasc. 5, nr. 139), maar naderhand weer vergeten.
Het eerste beeld dat zij bij de Ontvangenis van Maria (fasc. 2, nr.
40, voetnoot 65), 15 jaren vóór Christus’ geboorte zagen, was een
maagd met in de ene hand een scepter en in de andere een
weegschaal, waarop een druiventros en een koornaar lagen.
Fascikel 27
3025
|