neer. De hele weg was met doek overspannen en nu gingen zij
barvoets. Ik zag in de omgeving van de tempel hier en daar
vrouwen zitten, die nieuwsgierig schenen om de Heer te zien. Zij
beschutten zich tegen de zon met kleine, op stokken staande
schermdaken. In de verte stonden zij voor de Heer op en bogen
tot tegen de aarde.
Aan de ene zijde van het tentkasteel, ook in de wijder kring rond
de bron, stond de tempel. Dit gebouw was een vierhoekige
piramide, maar niet zo hoog als het tentkasteel. Ze had beneden
een loodrechte verdieping en rondom liepen onoverdekte trappen
naar boven. De top was doorzichtig. (Torens, tempels met
trappen, zie nr. 1542, voetnoot 810).
1574.
Deze piramide stond in een voorhof, dat met een overdekte gang
omringd was. Aan zijn gesloten (bemuurde) zijde leidden
ingangen onder de aarde tot de grafkelders van de afgestorven
koningen. In het midden van de tempel stond een zuil, en van
deze liepen ook hier balken naar de 4 wanden. Boven in de
hoogte hing een rad, waaraan vele figuren, zoals sterren en bollen
bevestigd waren. Van dit rad maakten zij gebruik in hun
godsdienstplechtigheden.
Zij toonden aan Jezus een reproductie van de kribbe, zoals zij ze
hier uitgebeeld en tentoongesteld hadden na hun terugkeer van
Bethlehem, en gelijk zij ze in de ster gezien hadden. De hele
voorstelling was van goud en met stervormige goudplaten
omringd. Het gouden Kindje zat in een kribbe, zoals die van
Bethlehem, op een rood kleedje; het hield de handjes op de borst
gekruist en was van de voeten tot de borst ingebusseld; zij hadden
zelfs het hooi daarbij afgebeeld en achter het hoofd van het
Kindje was een wit kransje te zien. Buiten dit hadden zij geen
beeld in de tempel. Van welke stoffe het kransje was weet ik niet
meer; zij lieten Jezus dit beeldje zien.
Fascikel 27
3033
|