Eens vertelde hij dat, toen zij als naar gewoonte vóór de deur van
het graf van de afgestorven koning Saïr een tak in de grond
gestoken hadden, een duif daarop kwam zitten, die nog dikwijls
teruggekeerd is en die ook een hoge ouderdom bereikt heeft.
Hij vroeg Jezus wat dit toch te betekenen kon hebben?
Jezus vroeg hem hierop hoe het geloof van Saïr
geweest was?
De oude koning antwoordde: “Heer, gelijk het mijne. Sedert wij
de koning van de Joden bezocht en vereerd hebben, heeft hij
altijd, tot zijn dood toe, bij al zijn denken en doen verlangd dat
niets van hem in zijn gedachten, woorden, werken, in zijn handel
en wandel zijn zou, wat niet met de wil van de Koning van de
Joden overeenstemde.”
Jezus verklaarde hem hierop dat de duif op de tak
betekende dat hij het doopsel van begeerte had
ontvangen.
Ook ik heb die duif daar zien zitten819.
Het heilig vuur.
1577.
Ik zag tussen de tempel en de bron een put in de aarde, waarin
bestendig vuur onderhouden wordt. (Zie de uitweiding over het
Mazdeïsme, nr. 1572, voetnoot 817). Het gloeide wit met zachte
819 Nota van Brentano. – Bij het opschrift van voorgaande paragraaf plaatst
Brentano de nota: Dit is later verhaald ter aanvulling.
De zienster vertelde Jezus’ bezoek aan de koningen in de advent van 1820.
Doch in die tijd beschouwde zij ook de gebeurtenissen die op de advent
betrekking hadden. Die overvloed van beschouwingen schaadde de
volgorde en volledigheid van haar mededelingen, en vandaar de aanvulling
van haar verhalen met menige bijzonderheid, in later dagen.
Fascikel 27
3037
|