- de JONGELINGEN afzonderlijk onderwezen.
Zo zag ik dat de priesters de muil van de draak openden en dan
zegden: “Indien hij leefde, zo afschuwelijk en verschrikkelijk, en
ons wilde verslinden, wie zou ons kunnen helpen dan de
almachtige God alleen?” God noemden zij met een speciale
naam.
Voorts zag ik dat zij het rad, hetwelk ik kort geleden op een zuil
boven in de tempel zag hangen, neerlieten en op het altaar in een
spoor plaatsten en dat een priester het draaide.
Fascikel 27
3043
|