1587.
Het sterrenrad moesten zij eveneens wegdoen; dit rad
was ongeveer zo groot als een wagenwiel van middelbare grootte.
Het had 7 velgen, waaraan hoger en lager verscheidene bollen, die
stralen hadden, vast waren. (Door velgen zijn waarschijnlijk
hoepels bedoeld van telkens mindere grootte).
Het middenpunt of de naaf was een betrekkelijk grote bol, die de
aarde verbeeldde. Aan de omtrek of buitenvelg (buitenste,
grootste hoepel) waren 12 sterren, waarin 12 verscheidene
beelden, rijk en glinsterend, ingezet waren.
Één van die beelden was dit van een maagd met schitterende
ogen en mond; ook op haar voorhoofd droeg zij edelgesteenten.
Ik zag onder die beelden ook dat van een dier met iets zeer
vonkelends in de bek. Ik heb toch niet alles goed kunnen zien,
omdat het rad voortdurend rondgedraaid werd.
Ik bemerkte ook dat niet altijd alle beelden tegelijk zichtbaar
waren, maar dat zij er soms enige van bedekten.
Jezus liet hun ook gewijd brood en gewijde wijn na en
Hijzelf wijdde hun dit.
De priesters moesten broodjes bakken, die als kleine
koeken zeer wit en dun waren. Ik zag ook een kruikje dat
een rood vocht – ik weet niet of het wijn of balsem was – bevatte.
Fascikel 27
3053
|