background image
Zij moesten voor de Heer een vaas aanbrengen,
waarin alles (brood en wijn) bewaard moest worden.
Jezus plaatste dit alles op het klein offeraltaar, bad
en zegende alle mensen in het rond en hierna legde
Hij zijn handen op de schouders van de 4 priesters en
van de koningen Mensor en Teokeno.
Zij moesten daarbij vóór Hem neerknielen en hun
handen op de borst gekruist houden, en Hij bad over
hen.
Hij zegende daarna het brood en het vocht en zei dat
zij het op Kerstnacht voor de eerste maal moesten
gebruiken en daarna driemaal in het jaar of om de
3 maanden; dit weet ik niet meer juist.
Kort geleden wist ik nog de zegenformule, welke Jezus daarover
uitsprak, maar ook deze ben ik nu vergeten.
Zij vroegen Hem nog wat zij doen moesten, als de broodjes te
weinig talrijk zouden geworden zijn?
Hij zei hun dat zij de stukken altijd kleiner en kleiner
moesten verdelen. Hijzelf maakte er een snede of kerf
in en wel in de vorm van een kruis.
Hij leerde hun ook de wijze aan waarop zij het
moesten vernieuwen. Hij zei hun de woorden en
toonde hun de wijze (het gebaar en de vorm) van de
zegen.
1588.
Reeds vroeger hadden zij de Heer omtrent het offer van
Melchisedek ondervraagd, van wie zij het één en ander wisten en
over wie Hij onlangs ook reeds gesproken had.
Hij deelde hun ook bijzonderheden over zijn lijden en
over het laatste Avondmaal (met de H.
Sacramentsinstelling) mee.
Fascikel 27
3054