Dit brood dat Hij voor hen gewijd had moest een
offerbrood en een figuur of voorafbeelding van het
laatste Avondmaal zijn.
Het werd heden nog niet gebruikt; zij mochten het
eerst in de Kerstnacht gebruiken.
De vaas (waarin het bewaard moest worden) had de vorm van een
grote mortier en een deksel met een knop.
Hij was in 2 vakken ingedeeld;
- in het bovenste lag het brood,
- in het onderste stond achter een deurtje het kruikje met de rode
vloeistof; hij had 2 oren.
Hij deed door zijn vorm denken aan de kelk van het laatste
avondmaal; nochtans had hij geen voet.
De Heer gaf hun de vorm ervan op en dit model
moesten zij aan een goudsmid ter uitvoering
toevertrouwen. Van buiten had hij de zilverglans en -kleur van
kwikzilver; van binnen was hij geel.
Ik heb hier maar één grote maaltijd gezien, te weten bij Jezus’
aankomst, waarbij Hij ook parabelen van maaltijden
Fascikel 27
3055
|