Toen werd die koning ontvangen en een tent hem toegewezen.
Doch hij ging met zijn oude dienaar tot de priesters en verklaarde
hun dat hij niet geloven kon dat Jezus de beloofde Koning van de
Joden was, want de Joden, wist hij te zeggen, hebben een koffer
(Verbondsark) en daarin is het dat hun God verblijft.
Niemand mag tot Hem (in het Heilige der Heiligen) naderen en
bijgevolg is het onzin te menen dat deze de God van de Joden is,
enz. Ook zijn oude dienaar kwam met enige ongerijmdheden
voor de dag; ze betroffen Maria, doch misten alle grond en
berustten op misverstand. Nochtans waren dit 2 rechtschapen
mensen.
Ook dit stamhoofd had de ster gezien, maar was haar niet
gevolgd. Hij had de mond vol over zijn goden, die hij hoog
roemde, omdat zij zo goed voor hem waren en hem alle
voorspoed bezorgden. Zo vertelde hij een geval van een oorlog,
die hij zeer onlangs had gehad en waarin zijn goden hem
geholpen en hem de overwinning geschonken hadden. In die
oorlog had zijn dienaar hem een zeker bericht gebracht, maar
helaas! de nadere omstandigheden ben ik vergeten.
1592.
Deze koning was witter van gelaatskleur dan Mensor; zijn kleding
was korter en de tulband om zijn hoofd niet zo groot of dik. Hij
was zeer gehecht aan zijn goden en voerde ook één daarvan met
zich mee op een kameel. Die god had rondom vele armen en vele
gaten, waarin men offers kon schuiven. De man had vrouwen en
wel dertig personen bij zich.
Die hoofdman was persoonlijk eenvoudig, en de oude man die hij
bij zich had, was hem boven alles dierbaar, ja, hij vereerde hem
als een profeet. Hij moest een soort ziener (Gucker) zijn, want hij
had de koning tot deze reis bewogen om hem nu de hoogste boven
alle goden te tonen, doch Jezus scheen aan zijn verwachting niet
te beantwoorden. Wat de Heer over het medelijden en de
liefdadigheid gezegd had, beviel hem ten zeerste, want
Fascikel 27
3060
|