1608.
18 december. –
De volgende avond beschreef K. nog nader de vorm van de
wijnpers en zei: De trechter die zich boven in de stam bevond,
had een lederen zak. De armen of persbomen kon men bewegen;
hierdoor werd de wijn of druif in de zak uitgeperst en hij vloeide
door openingen, die beneden in de stam waren, naar buiten.
Dit werktuig was dus kruis en wijnpers tegelijk.
In een nota in Maria’s leven las men nog: “Tegen deze zak
drukten 2 beweegbare armen of persbomen, die aan 2 zijden tot in
de holle stam drongen; zij persten de trossen die zich daarin
bevonden en het vocht liep neer en kwam beneden te voorschijn
door openingen (of een soort zift), die daar aangebracht waren.”
Dit ronde tuintje had een lengte en breedte of doorsnede van 5 à 6
voet. Er stonden groene, fijne struikjes, bloemen en boompjes
Fascikel 28
3091
|