voren aan de straat hing aan een stok een vlag uit, waarop een
man, eveneens met zulk een vlag afgebeeld was: het was de
vredevlag.
Zij leidden de Heer door een gebouw, waarvan het dak met een
borstwering omgeven was, en waarop ook een vlag uitstak; dit
gebouw scheen de tempel te zijn. Binnen in de tempel stonden
rondom gedekte afgodsbeelden, en ook nog één, eveneens gedekt,
in het midden. Het dekkleed was boven in de vorm van een kroon
toegesnoerd.
1612.
De Heer vertoefde hier niet; zij gingen door een gang, waarin men
aan weerskanten slaapvertrekken zag. Zij kwamen uit in een
klein omsloten binnenhof met tuin? Dit binnenhof was met
talrijke veelkleurige stenen sierlijk geplaveid en daartussen
groeiden sierlijke heesters en edel struikgewas. In het midden lag
een bron (vijver) onder een open tempeltje. Hier ging de Heer
met de jongelingen neerzitten, en de afgodendienaars brachten
hun, op hun verzoek, water in een bekken. De Heer zegende
het eerst, als wilde Hij de zegen, die de heidenen er
over uitgesproken hadden, daaruit verdrijven; dan
wasten de jongelingen zijn voeten en Hij de hunne en zij
goten de rest van het water in de bron.
Hierop leidden de heidenen de Heer in een aangrenzende open
zaal, waarin op lage tafels een maaltijd bereid stond van grote
gele, geribde appelen en andere vruchten, honigraten, broodjes
gelijk wafelen en kleine vierkante koekjes; zij aten daarvan een
weinig al staande.
De komst van de Heer was door de priesters van de vorige stad
(Sikdor) aan deze mensen reeds aangekondigd; zij hadden reeds
de gehele dag op Hem gewacht; daarom werd Hij zo plechtig
onthaald. Ook Abraham had een welkomsstaf, gelijk men er hier
Jezus één aanbood.
Fascikel 28
3099
|