background image
1613.
Woensdag, 20 december. –
Ik heb de naam gehoord van de stad, waarin Jezus gisteren
binnentrad, nl. Mozin of Mozian836. Het is een priesterstad en zij
zitten daar diep in de afgoderij gedompeld.
Jezus ging niet in hun tempel; ik zag Hem vóór de tempel bij een
bron (of vijver) op een gemetseld, van trappen voorzien verhoog,
een grote toegestroomde menigte onderrichten.
Hij verweet hun zeer streng dat zij nog dieper in de
duivelsdienst verward zaten dan hun buren. Hij
verwierp al hun godsdienstige praktijken en zei dat
zij de Wet verlaten hadden.
836 Hier vernemen we van K. dat de stad, waarin Jezus gisteren binnentrad,
Mozin heet, of Mozian.
Hierbij moet worden aangestipt dat het wel niet zal gaan over de
hedendaagse puinheuvel Tepe Musyan in Iran, ± 100 km ten noordwesten
van Susa en ± 140 km ten oosten van Koet-el-Amara (Al-Kut in Irak).
Evenmin zal het gaan over de hedendaagse stad Mazian in Irak, ongeveer
65 km ten oosten van Al-Amara over de Tigris bij de oostgrens van Irak,
± 380 km ten zuidoosten van Sippar, en 200 km ten noordoosten van UR.
Het is echter wel mogelijk dat die moderne namen verband houden met het
Mozin of Mozian waarvan K. ons hier vertelt dat de Tigris er doorheen vloeit
en dat wij in nr. 1610, voetnoot 834 bij benadering lokaliseerden in de streek
van Koet-el-Amara.
Ons lijkt het interessant te kunnen vaststellen dat de stadsnaam Mozin of
Mozian, in de landstreek waar de Heiland thans doorheen reist, in elk geval
geen loos verzinsel is van onze zienster. Zie ook een gelijkaardige
vaststelling in fasc. 5, nr. 137, voetnoot 313, in verband met de stad
Kausoer.
Dat zelfs de juiste naam en ligging van sommige oeroude Babylonische
steden, de ‘inclyta superbia Chaldaeorum’, in vergetelheid zouden geraken,
werd trouwens voorspeld door de profeten, b.v. Jesaja 13, 19; Jerem. 50,
39.
Over de dubbelstad Sippar spreekt de Dict. de la Bible, onder het trefwoord
‘SEPHARVAÏM’, met verwijzing naar II Kon. 17, 24-31.
In de Bible Polyglotte van Vigouroux ziet men een afbeelding van de in
SIPPAR vereerde zonnegod.
Fascikel 28
3100